Sociaal ongemak (of hoe ik leerde minder te blozen)

Onbekende plekken en nieuwe mensen zijn niet mijn lievelings. Van tevoren had ik al opgezien tegen de kennismakingsavond op de kersverse middelbare school van mijn dochter. Het lokaal zat vol met welwillende volwassenen. Het was warm, drukkig. Er werd losjes gepraat, mensen leken elkaar te kennen. Ik voelde mij acuut misplaatst en opgelaten. Mijn neiging om luid grappen te gaan maken borrelde omhoog. Alle ouders moesten iets vertellen over hun kind. Aangezien wij achterin zaten had ik genoeg tijd om zenuwachtig te worden en mezelf daar bestraffend over toe te spreken. ‘Stel je niet aan, je staat zo vaak voor een groep, je weet genoeg leuke dingen te vertellen, je bent geen 13, gedraag je als een volwassene, iedereen kan het.’ Eenmaal aan de beurt deed ik het vast niet veel beter of slechter dan de anderen, maar ik voelde mij een idioot. Half stotterend, rood aangelopen, met een gekke stem en een paar malle grappen, praatte ik de twee minuten vol. Ik was dan misschien geen 13, zo voelde ik mij wel. Om onduidelijke redenen beschaamd.
Blozen
Schaamte vind ik een moeizaam en weinig helpend gevoel. Zou de wereld niet veel mooier zijn als we afleerden ons te schamen voor dingen waar we niets aan kunnen doen? Vroeger (en soms nog weleens) werd ik vaak rood. Als ik ‘de beurt’ kreeg, als ik de sociaal wenselijke reactie niet wist of als ik in een groep ineens in het middelpunt stond. Vaak hing het blozen samen met iets onverwachts. Maar het gebeurde ook als ik juist veel tijd had gehad om na te denken over wat er allemaal fout kon gaan als ik straks aan de beurt zou zijn. Alle tijd om rampscenario’s te bedenken en die dan ook maar gelijk uit laten komen. Soms viel het mee. Meestal als mijn ongemakkelijkheid niet genegeerd werd. Eenmaal uitgesproken blijkt vaak dat de meeste mensen ongeveer hetzelfde voelen en blij zijn dat er ruimte is om het te ventileren.
Bibbers
Als docent merk ik dat deelnemers het niet altijd fijn vinden als hun ongemak benoemd wordt. Net alsof ze betrapt worden op iets wat niet hoort of mag. Dan ontkent iemand het duidelijk zichtbare ongemak. Wat natuurlijk ook weer ongemakkelijk is. Ik vraag vaak aan de hele groep in het begin of er mensen zijn die het spannend vinden. Als iemand zijn vinger opsteekt volgen er al snel meer. Wanneer niemand het toegeeft vertel ik dat ik het spannend vind. Elk nieuw begin heb ik weer de bibbers. Ik deel ze met de groep omdat het mij lucht geeft en omdat ik hoop dat het de deelnemers ruimte geeft om hun zenuwen niet als iets raars of stoms te zien. Spanning hoort bij een nieuw begin, bij een onbekende situatie. Dat geeft niet. Als de spanning er mag zijn is er goed mee te leven.
Moed om te falen
Het blozen werd tijdens mijn levensjaren gelukkig steeds minder. Gaandeweg leerde ik ook steeds meer over hooggevoeligheid en hoeveel invloed dat kan hebben op je gevoel van ongemak. Ik volgde de opleiding ‘Moed om te falen’ en dat zorgde dat het licht helemaal aanging. Mijn ongemak is niet helemaal verdwenen, maar ik spreek het uit, kan erom lachen en durf te vertrouwen op mijn eigen kracht. Het is niet zo ernstig als we denken. Je bent de baas over jezelf en dus over je eigen ongemakkelijkheden. Dat maakt ze veel minder groot en eng dan je dacht. Door geen geheim te maken van mijn gevoel sta ik veel sterker in mijn schoenen. Ik kijk nu al uit naar de kennismakingsavond op de middelbare school van mijn zoon…